, [], Whether the will is moved by God alone, as exterior principle?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want het is God, [49]Die in u werkt beide [50]het willen en [51]het werken, [52]naar [Zijn] welbehagen. 49. Dit wordt daarbij gedaan opdat men uit deze voorgaande vermaning niet zou denken of besluiten, dat de mens uit zichzelven en door zijn eigen krachten de zaligheid zou kunnen werken. Zie hfdst.1 vs.6; 2 Kor.3:5; Jak.1:17. 50. Dat is, niet alleen het kunnen willen, maar ook het willen zelf; den wil krachtiglijk neigende en buigende om het goede te verkiezen, en alzo van onwilligen gewilligen makende, door de kracht des Heiligen Geestes; Joh.3:5, en Joh.6:44; Rom.9:16; 1 Petr.1:3. 51. Of, het uitwerken; dat is, het doen en volbrengen van het goede dat men wil. 52. Dat is, niet naar enige voorgaande goede schikking of voorbereiding, die Hij in den mens zou vinden, maar naar Zijn believen, uit loutere genade. Zie Ef.1:5,9,11, en Ef.2:8; 2 Tim.1:9.